De Rozet-Rotor

De bouwtekening van de Rozet-Rotor heeft gestaan in het blad Vlieger jaargang 1992 nr. 3. De originele bouwtekening is van Hermann Aurich.Ik heb de tekening een beetje aangepast en ga er vanuit, zoals bij zovele bouwtekeningen, dat deze gebruikt wordt voor niet-commerciele doeleinden.

De Rozet-rotor verschilt van roterende windzakken door zijn constructie, zijn meervoudig gelede vorm en door zijn hoge draai-snelheid. De spaken en de schoepen vormen een aantal cellen waarbij de toegangsopeningen der afzonderlijke cellen duidelijk groter zijn dan de uitstroom-openingen. Hierdoor blazen de cellen zich op en geven de rotor zijn stabiele vorm.
Ook bij lichte wind vouwt hij onmiddelijk open en komt vlug op gang. Afhankelijk van de windscelheid haalt hij 40 tot 250 omwentelingen per minuut. Overigens levert de rotor een aanzienlijke trekkracht.

Werkwijze voor een rotor met 36 cellen en een diameter van 80 cm. Voor andere maten kan gewoon deze tekening evenredig worden veranderd.
 

Bouwtekening

Materiaal
 
  • +/- 2 m² spinakernylon in 2,3 of 6 kleuren, eventueel resten gebruiken.
  • Stevig papier of karton voor mallen van te maken
  • 2.5 meter dacron verstevigingsband van 3 cm breed
  • een goed! draaiende wartel met lagers. Deze is niet goedkoop maar loont uiteindelijk zeer de moeite.
  • 16 meter dunne vliegerlijn. Dit mag dacron, dyneema of zelfs nylon zijn.
  • Clip
  • naaigaren

    Gereedschap

    Naaimachine, soldeerbout, schaar, spelden, dikke naald. Voor de drie vlakke delen maken we een sjabloon van stevig papier of karton. In de aangegeven maten is alleen extra breedte opgenomen voor  de verbindingsnaden A-A en A-C. Vraagt het gebruikte materiaal om zomen aan de andere randen, dan moet je de randen daarvoor ruimer kiezen.
    Deel 1 snijden we 18 keer uit. (9 x 2 kleuren, 6 x 3 kleuren of 3 x 6 kleuren).
    Deel 2 twaalf keer uitsnijden en deel 3 zes keer, in overeenkomstige kleurverdeling.
    Verstandig is om op de uitgesneden delen met potlood de lijnen aan te geven waar straks de delen op moeten worden vastgestikt.
    Om de buitenste schoepenring te maken, naaien we de 18 delen in de gekozen kleurvolgorde aan elkaar, waarbij de laatste naad, die de ring moet sluiten, nog los blijft.
    Telkens wordt zijde A-A op zijde B-B van het voorgaande deel gestikt. Let wel op dat alle vrije uiteinden naar de zelfde kant wijzen, dit in verband met de uiteindelijke draai-richting.

    Op dezelfde manier stikken we de twaalf delen van de middelste en de 6 delen van  de binnenste ring aan elkaar. Let op dat de richting van  de afzonderlijke delen bij alle drie de ringen overeenkomt met de draairichting van de rotor. Slim is om er een van krantepapier in elkaar te plakken zodat duidelijk is welk deel op welke manier moet worden vastgestikt. Dat scheelt een berg los-tornen later.

    De schoepspaken (lijn C-C) van de buitenring worden gestikt op de wand van de middelste ring, evenwijdig aan de al geeeedgekomen naden. Verdeel de 18 spaaknaden gelijkmatig over de twaalf velden. Begin de eerste naad op 15 mm van de eerste kant B-B de volgende naad komt nog op hetzelfde veld, 15 mm voor het eind. De derde naad komt in het midden van het aansluitende veld. Op dezelfde manier telkens afwisselend twee en een schoepspaak op een veld naaien.

    De 12 schoepspaken van de middelste ring komen op de 6 velden van de binnenring. Telkens twee spaken op een veld met gelijke afstanden tussen alle naden.
    Nu maken we bij elke ring de sluitnaad. De zes vrije schoepspaken van de binnenring worden in een stiknaad samengebracht.

    Op de binnenkant aan de voorzijde van de buitenste wand naaien we een versterkingsband.

    Knip de lijn in 8 stukken van 1.70 meter en knoop tenslotte de draden met een dikke naald in de versterkte rand van de rotor. Lijm op of smelt daarbij de uiteinden van de knopen vast.
    Knoop een lus in het midden van de lijnen en bevestig met een katteklauw-knoop de wartel. Je kunt nu eenvoudig met een klip de wartel aan de vliegerlijn bevestigen. Verstandig is om de klip met een eenvoudig lijntje een beetje afstand te geven van de wartel. Dan kan bij het neerhalen van de vlieger de rotor niet om de lijn heenslaan en met enorme snelheid een kluwen knoop veroorzaken, immers de rotor draait zeer eenvoudig (ook in de knoop).

    TIP:
    Knoop in de vliegerlijn van de opgelaten vlieger met een katteklauw een gladde, ronde ring, dan kan later op een eenvoudige manier de rotor worden vastgeknipt zonder dat de lijnen een warboel worden.

    Bij het opbergen van de rotor is het verstandig een zogenaamde parachute-knoop te gebruiken om de lijnen van de rotor te knopen.
    Dan kan bij het transport en bergen de boel niet in de knoop raken. Dit geldt overigens voor alle vliegers en lijnelementen met veel toomlijnen.