rotor

(1993/1) Als je eenmaal over enkele flinke vliegers beschikt komt vanzelf het moment dat je wat versiering in de lijn wilt hangen. Nu hadden we met de teamleden van 's-Werelds Grootste Vlieger-groep ooit een forse rotor gemaakt met een buitendiameter van 7 meter, die slechts met een aantal mensen tesamen was te mannen. Erg spectaculair, maar niets om in de lijn op te nemen. Ook had ik een poging gezien van een rotor, die in de lijn draaide van Peter Stuivenga en Paul Stam die goed gelukt was, maar moeilijk opende. Om dat te verbeteren plaatsten ze dun glasfiber in de voorrand. Tot ik op zeker moment in Frankrijk een kleine erg smalle rotor waarnam die niet uit de lucht te branden was. Hierna heb ik Bert ingeschakeld en heb een beroep op zijn rekenkundige kwaliteiten gedaan om tezamen tot een idee te komen tot een grotere rotor, die:
  1. een buitendiameter van ten minste 4 meter moest hebben.
  2. niet te veel trekkracht toevoegt aan de vlieger.
  3. niet te hard draaide.
  4. gewillig zonder al te veel hulp wil openen.
Na wat been en weer gepraat zijn we tot een zeker concept gekomen, dat eerst maar eens gebouwd moest worden wilden we verder wijzer worden. We zijn er wat punt 2 betreft, de trekkracht, niet helemaal uitgekomen. Tot 3,5 Beaufort is het nog wel alleen te mannen, maar daarboven moet je minstens met zijn tweeen zijn. Met de dubbele paraslee van 15 m2, bij weinig wind (treinenweer!) tillen we het beest gemakkelijk en draait hij dat het een lieve lust is. Bij meer wind (tot en met 4 Beaufort) hebben we een Sanjo van 3 x 2.40 m nodig en daarboven kan de lifter geringer van oppervlak zijn. Er blijkt een zekere verhouding tussen de weerstand die de rotor oplevert en de tilkracht te zijn. Gevoelsmatig lijkt me de trekkracht van de rotor bij toenemende wind minder te zijn dan je verwacht. Voor het overige draait hij rustig en opent erg gemakkelijk.

OPBOUW
De rotor bestaat uit 100 segmenten met de afmetingen zoals op de tekening. Let er wel op, dat beide lange zijden een kromming hebben die in het midden van de zijde, ten opzichte van een rechte lijn, 2 mm bedraagt! De maten mogen wat vreemd voor komen, maar zijn berekend voor een middellijn van 4 meter. De beide lange zijden moeten met een ± 8 mm brede strook uitgebreid worden om de delen aan elkaar te hechten. De korte zijden worden later behandeld. We maken een kartonnen mal met exact de maten van de tekening. Plaats de mal op het te gebruiken spinnakernylon, waarbij de lengterichting van de mal parallel aan de stofrichting wordt gehouden. Teken de omtrek af en markeer tegelijkertijd de punten B. Nu potlood lijnen op 8 mm afstand van de lange zijden aanbrengen (hechtruimten) en het segment uitsnijden. Twee naast elkaar liggende delen met de potlood-lijnen op elkaar brengen. Omdat het eigenlijk geen rechte lijnen zijn, moet dat in stapjes gebeuren. Lijm met b.v. bisoncol de hechtruimten aan elkaar; hierna op de basislijn aan elkaar stikken tot aan punt B. Knip bij B de beide hechtstroken in tot de basis-lijn. Klap de hechtruimte naar een zijde om en stik een tweede maal. Vouw de niet gestikte delen van de hechtrand naar het eigen deel om en stik dit vast. Deze handelingen met de 100 delen herhalen! Als de rotor straks in bedrijf is zal hij wel eens aan een obstakel haken. Punt B is dan een zwak punt. Ter versteviging leggen we daar een strookje dacron van 20 x 8 mm aan de binnenkant en stikken dat vast. Met een vouwvoet en vouwband de binnen omtrek afzomen. Bij de buiten omtrek brengen we de uitstekende punten in lijn met het naastliggende deel dat hierna met vouwband aan elkaar gehecht wordt. Op alle overgangen van de aan elkaar grenzende delen brengen we lusjes aan. Dat worden er 100. Wij gebruikten daarvoor 6 cm lange stukjes doorgestikt vouwband. 2 cm lengte aan het ene deel vaststikken, dubbel vouwen en 2 cm aan het andere deel vaststikken.

TOOM
In de toom is ± 500 m lijn verwerkt. Voor een goede working is het volgende nodig. ledere twee naast elkaar liggende delen worden met een 1 m lange Ø 1,5 mm nylonlijn aan elkaar verbonden. In het midden knopen we een lusje. We hebben nu 50 lusjes. Aan ieder lusje komt een ± 8 m lange Ø 1,5 mm nylonlijn. Nu 5 naast elkaar liggende lijnen verbinden aan een 1,5 m lange Ø 3 mm lijn. We houden dan 10 Ø 3 mm lijnen over die uiteindelijk aan een grote wartel komen. Om dat netjes te krijgen vergt wel even wat werk, maar het lijnenspel behoort ook bij het uiteindelijk mooie effect. Er mag best wat rek in de lijnen zitten als het maar overal gelijk is. De wartel is een kogellager met een middellijn van 22 mm waarin een ± 9 mm gat zit. Door dit gat steekt een 9 mm bout waaraan een stevige ring zit. De kogellager zelf ligt in een nylon schijf, waarin 10 gaatjes geboord zijn. De 10 lijnen steken hier door en zijn met een knoop geborgd. (Zie tekening).

OPLATEN, NEERHALEN EN OPBERGEN
Breng in de vliegerlijn een grote musketon haak aan, haak de wartel hieraan en ontlus de lijnen. Leg de rotor in de wind. Houd hem laag bij de grond en tracht de wind zelf de bovenzijde te laten opbollen. Na enkele malen zet hij door en wordt de cirkel gemaakt. Hierna blijft hij, zo lang er voldoende wind is, volledig in tact. Bij het neerhalen lopen we de vliegerlijn tot aan de wartel neer, waarna we de 50 lijnen in de hand nemen als we naar de rotor toelopen.| Nadat hij in elkaar geklapt is moeten we" zorgvuldig de bundel lijnen opschieten. Zorg bij het in een tasje stoppen er altijd voor dat de wartel b.v. aan het hengsel wordt vastgezet. Slaat hij door de lijnen dan is de ellende niet te overzien! Tot ziens met je rotor.