molenvlieger


Deze vlieger werd door Nop Velthuizen in 1982 ontworpen en beschreven in VLIEGER 82/6 vóór het op reis gaan naar Japan om typisch als herkenning van het land van herkomst te dienen. Later werd dit ontwerp nog diverse malen door anderen nagebouwd en heeft de molen als herkenning gediend in tal van andere landen. Het mag gezegd worden dat de vlieger prima werkt en met de draaiende wieken is hij een lust voor het oog. Trouwens alles wat in de lucht draait is een blikvanger! De herplaatsing van dit onderwerp vindt mede plaats naar aanleiding van ontvangen verzoeken.

Deze beschrijving is uitgebreiden dan die destijds en zal meer details bevatten. Wel moet gezegd worden, dat het schijfje waar de wieken insteken en het schijfje waaraan de wieken draaibaar worden vastgezet, zelf gemaakt moeten worden.

Het principe.
(tekening 1). De bovenbouw van de molenvlieger is een ruitvormige doos met 4 staanders. Deze doos wordt ter hoogte van het centrale punt van de wieken en aan de staartzijde open gehouden door 2 gekruiste spanstokken. De 2 spanstokken bij de staartzijde steken kruislings door een stuk stevig slang. De onderbouw bestaat uit 2 gekruiste driehoeken met in het kruispunt een staander. Onder- en bovenbouw worden aan elkaar verbonden met het stuk plastic slang, dat over de staander van de onderbouw schuift. De 4 schuine zijden van de onderbouw bevatten raminhouten stokken. De 4 hoek­punten van de bovenbouw bevestigen we met een spantouwtje aan de corresponderende 4 schuine zijden van de onderbouw, waardoor verband wordt verkregen tussen boven-en onderbouw.
De staander aan de buikzijde van de doos waar de wieken aan moeten komen bevat een PVC-schijf. Deze staander loopt in het midden in de lengterichting door de schijf; hiermee wordt de vlieghoek ingesteld! De naar binnen gerichte zijde van de schijf bevat een gat, dat de korte spanner bevat. De andere zijde van de schijf krijgt schroefdraad waarin een bout wordt geschroefd. De bout sluit de schijf met de wieken op en krijgt een ringetje als toompunt. Deze schijf bevat de 4 wieken die licht naar voren gericht staan. Voorts liggen de 4 wieken iets gekanteld.
Bij windkracht 3 en 4 vliegt de molen perfect.

De opbouw.
De bovenbouw. Tekening 2 bevat het patroon van de doos. De neus- en staartzijde van de doos bevat l cm extra stof als omslag ter versteviging. Door de gestippelde lijnen op elkaar te stikken wordt de doos gesloten en worden de hoezen voor de staanders gevormd. We houden de staanders aan de buitenzijde van de doos. Sluit alle hoezen aan neus- en staartzijde. Laat de stiknaden waardoor de hoezen worden ge­vormd, op 0,5 cm van de uiteinden over 1,5 cm geopend. We plaatsen nu de Ø 6 mm raminhouten staanders in de hoezen, maar schuiven tegelijkertijd de 3 cm lange slangetjes met een 0,5 cm gat er over heen. (7 x tekening 3). In deze naar binnen wijzende slangetjes schuiven de spanners (behalve bij het schijfje voor de wieken en het toompunt). De 2 spanners voor de bovenzijde zijn Ø 6 mm raminhout. De breedtespanner voor de onderzijde van de bovenbouw is eveneens van Ø 6 mm raminhout. De dieptespanner is Ø 4 mm volglasfiber. We bouwen nu eerst de onderbouw op.

De onderbouw. Snij de 2 driehoeken voor de onderbouw uit (tekening 4). Neem aan de bases van de driehoeken l cm extra stof en sla dit als zoom om. Teken op de schuine zijden op 0,5 cm en 2,5 cm een lijn. Vouw de 2 getekende lijnen op elkaar en vorm een hoesje voor de Ø 6 mm raminhouten stokken. Laat aan de basiszijde op 0,5 cm afstand 1,5 cm ongestikt voor de ingang van de stokken. Sluit deze hoezen aan boven- en onderzijde. Stik nu voor de middenstaander de 2 stippellijnen op elkaar, sluit de staartzijde. Stik op de 4 schuine zijden aan de bui­tenkant om de gevormde hoes op 19 en 34 cm vanaf de top een lusje van opgerold Spinnakernylon. Plaats de middenstaander (Ø 6 mm ramin­hout) en laat die er 1,5 cm boven uitsteken. Lijm of bind de staander aan de neuszijde van de hoes vast, zodat de onderbouw niet naar beneden zakt.

Koppelslang. Neem een stuk stevig slang (5 cm) met binnendiameter 6 mm. Boor met een messingbuisje waaraan een scherp randje is gevijld, 2 gaten door de slang die haaks op elkaar staan (tekening 5). Dit zijn de doorgangen voor de spanners van de bovenbouw. Lijm deze slang over 1,5 cm stevig vast op de staander van de onderbouw. Oriënteer bij het vastzetten de slang dusdanig, dat de neus van de bovenbouw straks in lijn is met het naar voren wijzende deel van de onderbouw.

Het samenvoegen van onder- en bovenbouw. Plaats de bovenste spanners in de bovenbouw. Bij het plaatsen van de onderste spanners moeten deze door de gaten in de slang, die aan de top van de onderbouw zit. De breedtespanner gaat door het onderste gat. Omdat de korte spanner bij het door de slang steken gebogen staat is daarvoor een Ø 4 mm volglasfiberstaaf genomen. Markeer van te voren op de 2 spanners voor de onderzijde het midden met een streepje. Plaats deze streepjes in de slang, zodat ze goed in het mid­den zitten! (Erg belangrijk zodat de molen later niet scheef vliegt!). Boven- en onderbouw gaan we nu met 2 spantouwtjes per zijde tussen het slangbevestigingspunt en de 2 lusjes aan elkaar bevestigen. We moeten er voor zorgen dat de bovenbouw recht boven de onderbouw komt te staan.

Draaipunt en wieken.
De PVC schijf aan de staander. Diameter 2,6 cm, dikte l cm. Boor in het midden door de 2,6 cm een 6 mm gat voor de staander. Haaks hierop een 6 mm gat tot in het staandergat (voor de spanner). Daartegenover tappen we een 4 mm (afstemmen op de dikte van de imbusbout) schroefdraad ook tot in het staandergat. Draai hierin een 3 cm lang boutje met imbuskop. De imbuskop doorboren we en nemen daarin een sleutelringetje voor het toombevestigingspunt op. (tekening 6).

De wieken. De wieken komen aan raminhouten stokken Ø 6 mm lang 50 cm. We boren in zo'n stokje op 0,5 cm en 34,5 cm van een uiteinde een 2 mm gat. Hierin nemen we 2 stukjes volglasfiber Ø 2 mm 9 cm lang op en lijmen ze later vast. Maak een veld voor een wiek en stik aan de lange zijde een hoes (2 cm extra stof) voor de 6 mm stok. Aan de 9 cm-zijden een hoesje voor het 2 mm (1,5 cm extra stof) vol­glasfiber. Plaats de Ø 6 mm stok in de lange hoes. Hierna de 2 mm 9 cm staafjes door de hoesjes steken en vastlijmen. Wel er voor zorgen dat de stof strak zit (tekening7).

De PVC-schijf voor de wieken. Diameter 2,6 cm, dikte 12,6 mm. Boor in het hart van de schijf (12,6 mm) een ± 4 mm gat en plaats hierin een koperen busje, waar de imbusbout door heen kan. De dikte van de imbusbout, het koperenbusje, het gat door de schijf en de te tappen schroefdraad op elkaar aanpas­sen. Dat is afhankelijk van het materiaal waarover men kan beschikken. Veel hiervan is bij modelbouwzaken te verkrijgen.
In de zijkant komen 4 gaten Ø 6 mm (tekening 8). Deze gaten komen niet uit m het 4 mm gat, maar passeren erlangs (± 13 mm diep). Tevens moeten deze gaten enkele graden schuin ten opzichte van de zijvlakken van de schijf lopen. Leggen we namelijk de schijf plat op tafel en steken we de 50 cm lange wiek in een gat dan moet het wiekuiteinde 5 a 5,5 cm boven de tafel uitkomen. Draai de 6 mm stok met wiek dusdanig, dat het uiteinde van het 10 cm lange fiberstaafje (het dichst bij de schijf) de tafel raakt. Dat is de juiste wiekstand!
Doorboor met een l mm boor de schijf en de stok van de wiek. Hierin nemen we later een stukje paperclip op, zodat de wiek er niet kan uitslingeren! Markeer de wiek die bij het gat behoort. Voor het vervoer 3 wieken er uit nemen (laat de 4e zitten).

Toomstand/scheefhangen.
De schijf die opgenomen is in de neusstaander van de bovenbouw, kan met losgedraaide imbusbout een klein stukje omhoog of omlaag worden bewogen. Hiermee kan de toomstand worden bepaald. Hierna wordt de imbusbout vastgedraaid. Indien de molen iets scheef hangt kan dit worden hersteld door de slang waarmee de onderbouw aan de bovenbouw vastzit iets over de breedtespanner van de bovenbouw te verschuiven.

Slot.
Als je het goed gedaan hebt moeten de wieken naar rechts draaien. Dat is nodig, omdat normaal gesproken de imbusbout vrijwel altijd een rechtse draad zal hebben. Zouden de wieken naar links draaien dan werken de wieken zich vroeg of laat los en raakt de molen los van zijn wieken! Je zult in het veld wel eens van echte molenkenners de opmerking krijgen dat molenwieken naar links behoren te draaien. Je weet nu waarom. Of zoeken naar linkse draad voor de imbusbout of accepteren!!
Veel succes.