vluis


Het VLEERMUIS-ontwerp van de beeldend kunstenaar Kees Buurman is gebaseerd op een studie van biologisch verantwoorde afbeeldingen van een groot aantal vleermuizen. Hij zou het op prijs stellen als er geen veranderingen worden aangebracht in de omtrekvorm, de vorm van het lichaam, de oren en poten. Dit ont­werp mag alleen voor eigen gebruik worden aangewend. Red.

Inleiding.
De VLUIS, een vierlijner voor dag en nacht. Het is zeker niet de eerste keer dat als ontwerp voor een vlieger is uit­gegaan van een "vleermuis". Toch meen ik dat deze vierlijns-vlieger bestaansrecht heeft. Ik ben er bij het ontwikkelen van de vorm van uitgegaan dat ik, in tegenstelling tot andere ontwerpen die ik ken, zo min mogelijk zou styleren. Ik volgde heel natuurgetrouw niet alleen de omtrek maar ook de bouw van het lichaam en de structuur van de vlieghuid van de vleermuis. Ook de doorschijning is essentieel en op de werkelijkheid geënt. Bij vogels zijn de vleugels in feite sterk gespecialiseerde voorpoten. Vleermuizen zijn de enige zoogdieren die vliegen. Zij brengen levende jongen voort en zogen ze. Ze hebben hun vliegcapaciteiten op een geheel andere wijze ontwikkeld dan vogels en vliegen voornamelijk met de armen en middenhandsbeentjes. De vleugel van de vleermuis is zijn uitgespannen huid, waaruit alleen zijn kop met meestal grote oren, zijn duimen en een aantal tenen buiten steken. Met zijn duimen doet hij verschillende werkzaamheden. Als hij in rust is of zijn winterslaap houdt hangt hij aan zijn tenen. Het belangrijkste is echter dat hij vliegt met vier vingers, zijn achterpoten en zijn staart. De vleermuis is met zijn vlieghuid een opmerkelijk geavan­ceerder vlieger dan vogels zodat de keuze voor een vierlijnsvlieger voor de hand lag. Hij kan stilstaan én achteruit vliegen. In mijn ontwerp wil ik sterke associaties met bestaan­de styleringen, zoals bijvoorbeeld de "batman", vermijden. Een ander uitgangspunt is dat ik datgene in de lucht wil brengen, dat er ook daad­werkelijk behoort en zich natuurlijk gedraagt. Het ligt voor de hand dat een vlieger die als vleermuis ontworpen is ook in de schemer en s'nachts moet vliegen. Ik heb daarvoor speciale verlichting toegepast.

Afmeting en gewicht.
De spanwijdte is 240 cm, de hoogte 84 cm en het gewicht bij gebruik van RCF koolstofbuis ø 6 mm is 320 gram.

Materiaal.

  1. RCF koolstofbuis ø 6 mm: Ligger: 3 x lengte 81,1 cm Spanners: 2 x lengte 71 cm 2 x lengte 65 cm.
  2. RCF koolstofbuis ø 5 mm 2 x lengte 87 cm.
  3. Spinnakernylon, 270 cm x 104 cm CX1, 43 grams, zwart en ± 70 cm daarvan voor de kleur van het lichaam. Klein stukje oranje spinnakernylon voor de oogranden.
  4. Dacronband zwart 3 cm breed, lengte 150 cm.
  5. Spinnakerzoomband, zwart 2,5 cm breed lengte ± 340 cm.
  6. Nylon biasband, 2 cm breed lengte 200 cm.
  7. Dacronband 10 cm breed lengte 150 cm voor oren, tenen en verstevigingspunten.
  8. Verbindingsbussen: 2 x dikwandig messing binnen ø 6 mm. Beter is 2 maten messingbus in elkaar lijmen.
  9. Volglasfiber ø 4 mm 30 cm.
  10. Elastiek ø 3 mm 200 cm.
  11. 6 x Nylon einddoppen ø 6 mm voor A, E en C.
  12. 2 x Nylon einddoppen ø 5 mm D.
  13. 4xø6 mm plastic beschermdop B.
  14. 2xø5 mm plastic beschermdop F.
  15. 60 cm autogordelband voor de oren, de duimen en tenen.
  16. 10 m toomlijn dacron zwart 80 kg.
  17. 4 x 75 kg clip.
  18. Verlichting: 2 x knipperlichtjes "Knightlite".
  19. 2 cm breed klitteband, zwart, 22 cm.

Kleuren.
De basis van de VLUIS is zwart, maar de kleur van het lichaam, de poten en de staart kan gekozen worden. De kleur, of een tweede laag zwart, moet in ieder geval op, of onder het zwart worden genaaid. De doorschijning is belangrijk omdat bij doorvallend licht het lichaam altijd donkerder moet zijn dan de vlieghuid.

Het uitsnijden.
Bij het maken van de mallen moeten we weten dat alle krommen gemaakt zijn uit één curve. Deze curve komt van de gewone "tekenkrul" (ik weet de officiële naam niet, maar ik bedoel de grootste van de twee). Ze hebben allemaal hetzelfde beginpunt en zijn soms langer of korter. De langste is DC. De beginpunten van de curves zijn: D, C, E en B. Alleen AB en A'B' zijn recht, die worden later verstijfd met dubbelgevouwen dacronband. Dat is stijf en vervangt min of meer een stok (bij de vleermuis is deze zijde zelfs iets gebold). Om de figuur van het lichaam en de poten uit te snijden versterken we de figuur op de mal met een stevige zwarte lijn. Dan leggen we de stof er op en trekken hem over. Dat voorkomt veel gesnij in de mallen. Op de tekeningen staat de schering en inslag (stofrichting) van de stof. We kunnen dus kiezen om GFBCD en CBE uit één stuk te maken, zodat naad BC er niet is. Dat geeft dan wel kans op vreemde rek in de stof. De oren vormen dus één geheel met het oppervlak GFBCD, of naar wens GFBECD, omdat de stofrichting bijna gelijk loopt. Daar waar nodig moet voor de platstiknaden 14 mm aan de mallen worden toegevoegd.

Het naaien.
Eerst wordt aan de voor of achterzijde het lichaamsmotief op GFBCD aangebracht. Dit kan met een zig-zagsteek, omdat daar geen kracht op komt te staan. Verder zijn alle verbindingsnaden met een platstiknaad recht. Dan het afwerken van de omtrek. DC en D'C' worden vanwege de sterke curve met biasband omgezoomd. CE, EA en BH, C'E', E'A' en B'H' worden met zoomband afgewerkt en BA en B'A' verstevigen we met dacron-zoomband. Nu naaien we van ± 50 cm zoomband een horizontale spannertunnel. Deze tunnel ligt in het midden van de vlieger alleen op het lichaamsgedeelte (zie stippellijn) onder de ogen (op een rechte lijn tussen A-A'). De pootjes maken we van twee lagen dacron (zie tekening). Dan zetten we versterkingsstukken op de oren, waarop op de rugzijde met behulp van het versterkingsstuk op de rugzijde tevens een tunnel voor DF is aangebracht. De ogen voorzien we van een fel oranje oogrand in verband met de latere nachtverlichting. De ooggaten zijn ø 4,8 cm, de oran­je oogrand is ø 4,8 - 6,4 cm (8 mm). Nu gaan we dacron-versterkingsstukken op de hoekpunten aanbrengen. We plaatsen steeds tegelijk op rug- en buikzijde een daccronversterkingsstuk (zie tekeningen A + A', B + B', C + C', D + D' en E + E'). Zorg dat er voldoende oppervlak is om later de holnieten voor het elastiek tussen de naden te kunnen inslaan. De plaatsen voor de holnieten zijn op de tekeningen aangegeven. Met de versterkingsstukken worden te­\vens de tunnels gevormd. Let dus op de aangegeven stiknaden. Ook bij de oren fungeert het versterkingsstuk aan de rugzijde als tunnel. De pun­ten B en F zijn gesloten. Bij B moet rekening worden gehouden dat er twee spanners samenkomen. De verticale dient tot bovenin te komen, de andere leunt er zijdelings tegen aan.
Er zijn dus tunnels genaaid in F, in B een tweetal. De tunnels in A, E, C en D zijn niet gesloten! Het dacronversterkingsstuk op de rugzijde wordt bij de zogenaamde kniplijn afgeknipt. Bij D worden twee span­ners samen gevoegd, ze liggen gewoon naast elkaar. De buikzijden van de oren en dui­men worden versterkt met autogor­delband, waarvan de vorm op de tekening is aangegeven. Ze zijn alleen aangebracht om visuele rede­nen en om stevigheid te bieden tegen de wind. De voeten moeten zo stijf zijn dat ze niet naar achteren gedrukt worden.

Constructie.
Alle nylon einddoppen voorzien we van een ø 3,5 mm gat dat zowel het elastiek als de toomlijn kan bevatten. De holnieten slaan we ter weerszijde van de ligger en spanner­tunnels. Bij A, B, C, D en E zijn steeds twee holnieten aanwezig. Bij B is dat alleen om de toom te kunnen bevestigen. Voorts slaan we twee holnieten in het midden van de vlieger, onder en boven de tunnel voor de horizontale spanner ten behoeve van een toomlus.

Montage.
Maak de RCF-buizen op lengte. Voor de ligger A-A' 3 te koppelen lengten ø 6 mm 81,1 cm lang. Versterk de einden die in de koppelbussen gaan inwendig met 7 cm ø 4 mm volglasfiber. De spanners BE en B'E' ø 6 mm 65 cm lang; voor BC en B'C' ø 6 mm 71 cm lang en voor FD en F'D' ø 5 mm 87 cm lang. De spanners worden geplaatst met dien­verstande, dat de spanners BC en BE tegen het doek aanliggen; de ligger loopt er dus achterlangs. We plaatsen de doorboorde nylon einddoppen op de spannerpunten E, C en D en E', C' en D' en ligger A A'. We vlechten de elastieken door de twee holnieten en het voorziene gat in de nylon einddop. In de toompunten A, B, C en E respectievelijk A', B',C' en E' brengen we een lusje met een knoopje er in aan door de nylon einddop voor de toombevestiging. Met een katteklauwknoop kun­nen we de toomlijn er aan bevesti­gen en weer losnemen.

De toom.
De vermelde maten van de toomlijnen gelden steeds van bevestigingspunt tot bevestigingspunt. De effectieve lengten zijn dus inclusief de lusjes en exclusief de katteklauw(en). Een katteklauw neemt ongeveer 1,5 cm. Plaats een lus in het midden van de vlieger, de knoop zit 11,5 cm boven de spanner. De maten zijn vermeld in de toomtekening. Begin met een doorlopende lijn van A naar A'. Neem tweemaal een clip op met een katteklauw. Maak de hulplijnen EC en E'C' en neem met een katteklauw een clip op. Nu een hoofdlijn plaatsen van B' naar clip links boven naar clip links onder en vervolgens de hoofdlijn vanaf B naar clip rechts boven naar clip rechts onder.

Handgrepen en stuurlijnen.
Ik stuur de vlieger met twee een­voudige handgrepen, waarvan de stuurlijnbevestiginspunten 30 cm uit elkaar liggen. De handgrepen bestaan uit een ø 10 mm rechte aluminiumbuis met een handgreep uit schuimrubber warmte isolatie bekle­ding. Ze hebben aan het onderste bevestigingspunt een lus van 12 cm lengte waarin op 1,5 cm afstand knoopjes zijn aangebracht waarmee het lengteverschil tussen de stuurlijnen naar behoefte kan worden gecorrigeerd. Als stuurlijn gebruik ik 4 x 22 meter Dyneema 65 kg.

Het vliegen.
Tijdens het vliegen merkt men dat punt D ver naar achteren buigt bij het doorbuigen van de ligger AA'. Dat is essentieel voor de stabiliteit van de vlieger. Bij meer wind kan een stuggere ligger worden gekozen van RCF-koolstofbuis ø 8 mm. Nadere bouwaanwijzing: Als we de ligger willen kunnen vervangen dan moeten de nylon eindstoppen bij A en A' vervangen worden door ø 8 mm eindstoppen. We kunnen de uiteinden van de ø 6 mm RCF lig­ger ook afsluiten met een ø 6 mm splitdop en die weer in de ø 8 mm nylon einddop steken.

De verlichting.
Om op het voor de VLUIS meest geschikte moment te kunnen vliegen te weten de schemering of de nacht, brengen we een verlichting aan. Ik gebruik daarvoor twee knipperlichtjes Nightlite die precies de diameter van de ogen hebben. Met behulp van een stukje klittenband brengen we ze achter de ogen aan. Het geeft een extra dimensie aan het vliegen!
Veel vliegerplezier en laat de resultaten eens horen.